Schakeringen van de stilte

Een foto van Ad Lenglet. Hij staat voor abdij Sint Benedictusberg.

“Stilte kent oneindig veel schakeringen. Wij zijn sprakeloos van boosheid, vijandschap, onwetendheid, onmacht. Er bestaat een doodse, ijzige, dreigende, verpletterende stilte, een stilte waaruit het leven verdwenen is. Soms zwijgen wij overmand door smart, maar op andere momenten kunnen wij sprakeloos zijn van vreugde, verwondering, liefde, intens ervaren eenheid, overweldigd door schoonheid. Dat zijn vormen van een diepe, weldadige, bevrijdende stilte. Een stilte die de uitdrukking is van een volheid van leven.

Stilte doet mij denken aan de kleuren wit en zwart. Wit is eigenlijk geen kleur maar het samengaan van alle kleuren tegelijk. Het is vaak de kleur van vreugde, feest en blijdschap. Zo is ook met de stilte. Wat wij diep in ons aan liefde, eerbied, geluk ervaren, beleven wij in stilte. Stilte lijkt afwezigheid, maar is aanwezigheid. Stilte kan geladen zijn met de diepste menselijke gevoelens. En wat zwart betreft: dat is eigenlijk geen kleur, maar het ontbreken van iedere kleur. Toch heeft ook die kleur veel nuances. Zwart kan uitdrukking zijn van rouw en verdriet, maar ook van plechtigheid, van iets heel groots, van voornaamheid. Zo kan ook, wanneer de woorden ons ontbreken, diepe stilte iets geweldigs tot uitdrukking  brengen, iets dat ons ver te boven gaat.

Hoe kunnen wij weer gevoelig worden voor echte stilte en daarmee voor de diepe menselijke ervaringen die alleen in de stilte kunnen worden opgedaan? We kunnen ermee beginnen welbewust tijden en plaatsen van stilte te scheppen, tijden en plaatsen waar de dagelijkse geluiden van het leven buitengesloten worden: verkeer, machines, media, gedreun, gepraat, geschreeuw. Die stilte is nodig om je oor open en vrij te maken, om te kunnen luisteren. Om het geluid van de stilte op te vangen, moet je uitwendig maar vooral inwendig leren luisteren en daarvoor allereerst stilte scheppen.

Er zijn mensen die van luisteren hun beroep hebben gemaakt: monniken. Zij willen luisterende mensen worden. Daarom scheppen zij tijden en plaatsen van stilte. In onze kloostergang en in onze abdijkerk wordt weinig gesproken. En dan liefst nog op zachte toon. Het geraas van de buitenwereld dringt er slechts gedempt door. Wat is dat voor stilte? Is het de pure afwezigheid van leven, de stilte van een woestijn, leeg, troosteloos en verlaten? Houden wij ons stil om maar zover mogelijk van de anderen weg te blijven? Om niets te hoeven zeggen? Zijn wij mensenschuw en wereldvreemd? Dat zou allemaal een erg negatieve stilte zijn, iets doods. De stilte echter van een abdij is geen ontkenning van het leven, maar integendeel de bevestiging van een heel bijzondere vorm van leven. Het is een “witte” en een “zwarte” stilte in één. Een “witte” stilte als uitdrukking van leven, vreugde, dankbaarheid. Tegelijk ook een “zwarte”stilte als uitdrukking van het bewustzijn samen te leven met een onuitsprekelijk geheim. Een geheim waarnaar wij in het duister tasten en het geheim niettemin toch gewaar worden.

Wie in de abdij van Mamelis komt, ziet geen zwart en wit, maar vooral heel veel tinten grijs in allerlei schakeringen. Sommige mensen vinden dat dodelijk saai, kleurloos en grauw. Voor anderen is het juist de uitdrukking van een “eerbiedige” houding. De kleur grijs, tussen wit en zwart in, dringt zich niet op, grijs overweldigt niet, doet geen pijn aan de ogen. Grijs is teer en zacht. Grijs laat ruimte voor eigen invulling en interpretatie. Grijs programmeert ons niet. Zo is het ook met de stilte. Die kan soms wel als afstotend en onherbergzaam worden ervaren. Maar met een ander oor waargenomen is stilte tegelijk als een open ruimte waarin iedereen kan thuis komen, met alles wat hij/zij daarin meebrengt. Wie langer in de stilte leeft, ontdekt dat die stilte niet alleen heel goed “bewoonbaar” is, maar dat die stilte zelfs “bewoond” is. Deze stilte is de ruimte waarin heel verschillende mensen samen met elkaar kunnen wonen en leven. Zij doen hun best om voor elkaar die ruimte van stilte te openen en te bewaren.

De diepe stilte van een abdij heeft ook de bedoeling om in die stilte iets anders te kunnen waarnemen. Deze stilte is belangrijk, wanneer je open wil staan voor een werkelijkheid die boven de woorden uit gaat. Wanneer je deze stilte binnengaat, krijg je gaandeweg steeds meer het besef dat er in deze stilte vooral een Ander aanwezig is, en niet alleen de mensen met wie je samen leeft. De stilte is de plaats van een onzegbaar groot geheim, het geheim van God-met-ons. Het is een stilte die lijkt op de stilte die geliefden ervaren die veel van elkaar houden. Als de liefde voor elkaar en de vreugde om elkaar zo groot wordt dat elk woord teveel is, dan blijft alleen nog de woordeloze stilte over.”

Deze essay is geschreven door Ad Lenglet, abt van de abdij Sint Benedictusberg in Mamelis. In 2018 is hij geïnterviewd door Dagblad De Limburger over zijn keuze om zich bij het klooster te voegen en hoe hij de rust en stitle ervaart. U kunt dit artikel hier lezen.

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter
LinkedIn