FV_logo-internationaal_rgb

NL / EN / DE / FR

Werkende stilte

Dr. Henk Smeijsters (1952)

Een begrip uit een lang vervlogen verleden

Het boek De werkende stilte uit 1957 over de oorsprong van de kloosterorden opent met de vragen: ‘Is er in deze wereld, waarin zelfs het meest afgelegen oord wordt opgeschrikt door het donderend kabaal van een straaljager, nog wel plaats voor de stilte? Is stilte niet een begrip geworden uit een lang vervlogen verleden?’ Sinds 1957 is de hoeveelheid kabaal massaal toegenomen. Het kabaal van de talloze vliegbewegingen rond vliegvelden is oorverdovend. Luidruchtige vrachtwagens en personenauto’s snellen over autowegen. Motorclubs verstoren de rust in landelijke gebieden. In steden verplaatsen mensen zich met allerlei soorten gemotoriseerde tweewielers en op trottoirs is het een drukte van jewelste. In de voetgangersdomeinen en de winkels klinkt muziek, op pleinen en in parken vinden festivals plaats en ook ‘s nachts is het in grote steden nooit echt stil. Mensen dragen oortjes die met een smartphone verbonden zijn. Op het werk zijn de muren tussen de kamers weggehaald en op school zitten jongeren met een iPad voor zich op tafel waarmee zij elk moment op internet kunnen. Als mensen met familieleden of vrienden aan tafel zitten ligt de smartphone naast hen zodat zij als het apparaat geluid maakt of trilt meteen het binnengekomen bericht kunnen lezen en daarop kunnen reageren.

Personen die in digitale quarantaine gingen om van hun smartphoneverslaving af te komen keerden vroeg of laat naar het apparaat terug. Blijkbaar is het voor de hedendaagse mens moeilijk de hoeveelheid prikkels waaraan hij zichzelf blootstelt te matigen. De verlokking om continu met apparaten in de weer te zijn die afleidende visuele en auditieve prikkels produceren is blijkbaar te groot. Veel mensen ervaren het voortdurend verbreken van de stilte helemaal niet als een last. Zij willen juist afgeleid worden omdat zij de zin van stilte niet inzien. Er zijn mensen die bewust de stilte opzoeken en zich in hun vrije tijd in een klooster terugtrekken. Maar in veel gevallen heeft deze daad weinig invloed op hun leven als geheel en dient deze hooguit als oppepper om het tempo van de visuele en auditieve prikkels in het dagelijkse leven bij te kunnen houden.

De zin van stilte

Voor monniken, filosofen, kunstenaars en wetenschappers is stilte geen vrijetijdsactiviteit, maar behoort zij tot de essentie van hun levensstijl. Bij hen dient stilte het zich bezinnen, doorgronden, creëren en ontdekken. Daarbij gaat stilte hand in hand met afzondering. Door je af te zonderen kun je storende prikkels afweren en je volledig concentreren op de levenstaak waartoe je je innerlijk geroepen voelt. ‘Scheppen en sterven gebeurt in ontologische eenzaamheid, in soledad’, schrijft cultuurcriticus George Steiner.

De kloosterling die zich in zijn contemplatief gebed tot God wendt traint zich tijdens de askèsis in het zich onthouden van externe prikkels die zijn toewijding verstoren. Filosofen waarderen de afzondering in stilte omdat het denken niet wordt afgeleid. Sinds Diogenes van Sinope, die in een ton leefde, onttrekken filosofen zich doelbewust aan het wereldse vertier om autonoom te kunnen denken over wat er in het leven echt toe doet. ‘Onze vraag moet gericht zijn op wat het beste handelingsdoel is, wat ons duurzaam geluk verschaft, niet op wat algemeen gangbaar is en wat de massa denkt. […] Geestelijk gezond worden kunnen we alleen als we ons van de massa afzonderen’, schrijft Seneca. Volgens Søren Kierkegaard kun je alleen worden die je bent door je van de massa af te zonderen. In zijn ogen ligt de oorsprong van de beschaving in de geestelijke kracht van de individuele ziel.

Tijdens de Romantiek werd het zelfonderzoek in stilte verbonden met opgaan in de natuur. Filosofen wandelden door de natuur om hun gedachten te laten ontstaan en vorm te geven. Vroegromanticus Friedrich Schelling verklaarde in zijn natuurfilosofie dat natuur en ik identiek zijn. Voor de dichter Novalis was het de stille en donkere nacht, vrij van tumult, die je in staat stelt je aandacht op jouw innerlijke wereld te richten. In het treurspel Der Tod des Empedokles van Friedrich Hölderlin trekt Empedokles zich in afzondering op het land terug om zich met de natuur te kunnen verenigen. Hij ontvlucht de mechanische maatschappij waarin de mens slechts een radertje in een machine is. Ludwig van Beethoven maakte lange wandelingen door de natuur tijdens welke hij zijn muzikale thema’s noteerde. Gustav Mahler wandelde elke dag zo’n drie of vier uur in de natuur en maakte er zijn muzikale notities. Dichterfilosoof Rainer Maria Rilke wilde in de Weltinnenraum zijn geest met de natuur verbinden. Ludwig Wittgenstein schreef het liefste op afgelegen plaatsen. Martin Heidegger trok zich terug in een hut in het Zwarte Woud.

Wanneer Friedrich Nietzsche een tekst van iemand anders onder ogen kreeg vroeg hij: ‘Kan hij wandelen?’. Als hij kan wandelen, kan hij denken. In Also sprach Zarathustra laat Nietzsche de hoofdpersoon zeggen:

Vlucht, mijn vriend, in jouw eenzaamheid! […] Waar de eenzaamheid ophoudt, daar begint de markt; en waar de markt begint, daar begint ook het kabaal van de grote toneelspelers. […] Rond de toneelspelers draait zich het volk en de roem. […] Waarlijk, het gelooft alleen aan goden, die in de wereld veel kabaal maken. […]

O eenzaamheid! Jij mijn Heimat! Hoe zalig en teder spreekt jouw stem tot mij. […] O zalige stilte om me heen! [hier bovenop de berg].[…] Maar daar beneden – daar praat alles, daar wordt niets gehoord.[…]

Kabaal vermoordt gedachten.’

Met de uitdrukking ‘windstilte van de ziel’ bedoelde Nietzsche dat je de klok van de bedrijvigheid moet stilzetten. Niet bezig zijn, je niet door de klok mechanisch laten opwinden, in alle rust de omgeving op je in laten werken stelt je in staat te worden die je bent. Wat Henri Bergson le moi profond – het ‘diepe zelf’ – noemde, kan alleen ontluiken als de externe wind die om het huis van de ziel waait gaat liggen. Niet in de weer zijn en je onttrekken aan de overvloed aan visuele en auditieve prikkels is een voorwaarde om de ziel te zuiveren en te vernieuwen. In Der Prozess van Franz Kafka wordt K. gearresteerd, niet omdat hij iets slechts gedaan heeft, maar omdat hij routinematig zijn werk heeft gedaan en verzuimd heeft zich voor zijn innerlijk open te stellen.

Van de wetenschap wordt vaak beweerd dat zij een sociaal product is. Toch zijn er talloze wetenschappelijke ontdekkingen in afzondering gedaan. Als er geen individuen zijn die in stilte op een wetenschappelijke vraagstelling broeden is er ook geen wetenschappelijke gemeenschap. Albert Einstein beleefde het Zwitsers Patentbureau in Bern waar hij werkte als een ‘wereldlijk klooster’.

Stilte in de muziek

Beeldende kunst heeft geen geluid nodig en nodigt uit om in stilte een schilderij of beeldhouwwerk te aanschouwen. Mark Rothko schreef dat hij in zijn kunstwerken de verheven stilte, de sublieme rust zocht. Bij muziek denk je echter niet meteen aan stilte omdat voor deze kunstvorm immers klank wezenlijk is. Toch speelt stilte in de muziek een belangrijke rol. Het is de rust, de pauze die de tijd even stil laat staan, de voorafgaande passage afrondt en in afwachting is van de volgende. ‘In de luistercultuur is muziek een stem die uit de stilte opklinkt en die de stilte gebruikt zoals een schilder het canvas gebruikt. […] De meest welsprekende delen van een klassieke sonate zijn vaak die delen waar niets te horen valt. […]’, schrijft Roger Scruton. Steiner noemt muziek ‘onderbroken stilte’. Hij haalt Stefan Mallarmé aan die tegenover het onprecieze verbale kabaal – wat Heidegger het Gerede (het gepraat) noemt – de zuiverheid van de stilte plaatst. Er is weliswaar ook veel ‘kabaal’ in de muziek, maar muziek is ondenkbaar zonder de afwisseling van klank en stilte. Popmuziek met een constante mechanische ritmische beat zonder stilte mist de essentie van muziek. Vaak is het juist de stilte die de muziek haar enorme kracht verleent. En daar waar, zoals bijvoorbeeld bij Mahler, sprake is van muzikaal Gerede wordt het banale gepraat geciteerd om het muzikaal te verheffen.

Bijzonder aan muziek is dat zij ook als zij klinkt de gemoedssfeer kan oproepen die de stilte kenmerkt. Zoals je je op God kunt richten, de natuur kunt aanschouwen kun je je ook op een muzikale vorm concentreren. Een muzikale compositie is een klinkend bouwwerk dat op intuïtieve en gevoelsmatige wijze ons kernzelf raakt en onuitsprekelijke geheimen openbaart. Muziek bevordert de fijnzinnige waarneming, het onderscheidingsvermogen en het oordeelsvermogen, leidt tot diepzinnige contemplatie en maakt ons ontvankelijk voor het betekenisvolle. Klassieke muziek die van allerlei andere activiteiten vergezeld gaat blokkeert het vermogen innerlijk met de muzikale essentie te resoneren. De specifieke kracht van klassieke muziek kunnen we slechts doorgronden als we haar onbeweeglijk en geconcentreerd beluisteren, aldus Scruton. Zoals een kloosterling niet meer nodig heeft dan het gebed, zo heeft de muziekluisteraar geen andere prikkels nodig dan de muziek zelf. Hartmut Rosa noemt de geschiedenis van de moderniteit de geschiedenis van de resonantiecatastrofe. We worden in hoog tempo met zoveel beelden en geluiden overspoeld dat we de tijd missen om te resoneren.

Voor Arthur Schopenhauer is de afwisseling tussen muzikale spanning en ontspanning in de klassieke muziek analoog aan ervaringen die je in de wereld ondergaat. Hij vindt dat je daarom deze afwisseling beter in de muziek dan in de buitenwereld kunt ondergaan. Volgens Wittgenstein spreekt muziek de taal van de ziel, volgens Peter Sloterdijk brengt zij het ‘sonore cogito’ in trilling. Arnold Schönberg laat in Moses und Aron Mozes uitroepen ‘O Wort du Wort das mir fehlt’ (O woord, jij woord dat mij ontbreekt), waarmee hij bedoelt dat om het grote geheim uit te drukken de taal tekortschiet. Dan helpt alleen nog de muziek, al kun je je afvragen of ook de muziek – in tonale of atonale gedaante – uiteindelijk niet tekortschiet en of niet alleen de stilte overblijft.

In balans

Wat voor monniken, filosofen, kunstenaars en wetenschappers opgaat, geldt voor ons allemaal: iedereen heeft de afzondering in stilte nodig. Zij doordringt ons op intuïtieve en gevoelsmatige wijze van de heiligheid van het bestaan. In stille afzondering verkeren, ver weg van het kabaal van de wereld, verlicht onze geest. Om onze geest te kunnen vormen hebben we contemplatie nodig, om te kunnen contempleren hebben we de afzondering in stilte nodig. Hoe meer kabaal we produceren, hoe minder tijd er overblijft om stil te zijn. Je hoeft geen heremiet te worden en je volledig uit de wereld terug te trekken. Waar het op aankomt is dat je in je leven een goede balans vindt tussen stilte en geluid, die correspondeert met een goede balans tussen niet-doen en bedrijvigheid. Niet alleen doorlopen, maar ook stilstaan, niet voortdurend druk in de weer zijn, maar ook niet-doen, je niet voortdurend blootstellen aan prikkels, maar regelmatig om je heen een prikkelarme omgeving scheppen. De mens heeft stilte nodig, zowel in zijn leven als in de muziek.

De auteur

Dr. Henk Smeijsters (1952) is andragoog, musicoloog en cultuurfilosoof. Na zijn promotie in 1986 – een filosofische cultuurkritiek op de toepassing van technologie in de muziek – doceerde hij muziekpsychologie en muziektherapie aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Daarna werkte hij als docent en hoofd van de opleiding muziektherapie aan het Conservatorium Enschede, als hoofd onderzoek van het Muziektherapeutisch Laboratorium aan de Hogeschool Nijmegen en als opleidingshoofd en onderwijsontwikkelaar aan Zuyd Hogeschool. Van 2003 tot 2012 was hij werkzaam als lector vaktherapie van Zuyd Hogeschool. Op zijn vakgebied publiceerde hij vele artikelen en boeken en gaf hij lezingen wereldwijd. Voor zijn verdienste op het gebied van de muziektherapie, creatieve therapie en vaktherapie werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Sinds zijn emeritaat verdiept hij zich in de mens, maatschappij en kunst, in het bijzonder de muziek. De rode draad in zijn filosofische denken is het zoeken naar een goed evenwicht tussen Verlichting en Romantiek, ratio en gevoel, natuurbeheersing en natuuraanschouwing, technologie en autonomie, actief en contemplatief leven.

Henk Smeijsters publiceerde onder andere in NRC, Trouw, deKlank, Bij Nader Inzien, Nexus en is columnist van De Limburger. Hij is auteur van onder meer de boeken Grenzen aan de vooruitgang (2021), Doorlopen en stilstaan (2019), Gelukkig met minder (2014), Autonomie (2010) en De kunsten van het leven (2008).

Deel dit bericht:

Facebook
Twitter
LinkedIn